Random header image... Refresh for more!

Melancholie móét

“Melancholie is onze culturele drijfveer”
EEN INTERVIEW MET ROBERT NASVELD OVER ‘DE ANATOMIE VAN DE MELANCHOLIE’
“Melancholie móét,” zegt programmamaker Robert Nasveld van de NPS. Daarom initieerde hij
voor het samenwerkingsverband tussen NPS klassiek en het Holland Festival het programma ‘De
anatomie van de melancholie.’ In samenspraak met Lieven Bertels, muziekprogrammeur van het
Holland Festival, leidde Nasvelds idee om het ‘opératorio’ La Melancholiavan de Franse
componist Pascal Dusapin te programmeren tot een veelzijdige en verrassende avond rond dit
thema. Het programma is een pendant van de ‘Avond van de melancholie’ die op 27 maart
plaatsvond in het Muziekgebouw aan ’t IJ, aldus Nasveld: “Die avond was toegankelijker, stemde
meer af op het gevoel; nu gaat het om de beschouwing. Melancholie is een gevoel dat iedereen
kent, maar waar je tegenwoordig nauwelijks nog over leest, terwijl er geweldig veel over is
geschreven, van de oude Grieken tot Freud. Een belangrijk gevoel bovendien, dat ten onrechte
wordt veronachtzaamd.”
Het begrip melancholie (van het Grieks melas, zwart, en cholè, gal) vindt zijn oorsprong in de
constitutieleer uit de antieke oudheid die doorgaans geassocieerd wordt met de vijfde-eeuwse
geneesheer Hippocrates. Deze leer werd in de tweede eeuw na Christus verder uitgebouwd door
Galenus, de lijfarts van keizer Marcus Aurelius, en verbond de samenstelling van de kosmos uit
vier elementen met de samenstelling van het lichaam uit vier lichaamssappen of humores: bloed,
slijm, gele gal en zwarte gal. Van iemand met eenteveel aan zwarte gal werd gezegd dat hij een
melancholisch temperament had, wat zich uitte in zwijgen, diepzinnige zwaarmoedigheid, en
ziekelijke, depressieve ontstemming. In verschillende, steeds fantastischere vormen bleef deze
zogenoemde humorale pathologie tot in de negentiende eeuw gangbaar, maar verloor na
medische ontdekkingen in de zestiende enzeventiende eeuw veel wetenschappelijke grond.
Nasveld verrichtte in de loop van twee jaar veel onderzoek naar dit thema, waaruit de genoemde
‘Avond van de melancholie’ is voortgekomen. “Ik vroeg me af: wat kun je doen met zo’n thema,
melancholie, op het gebied van de nieuwe muziek? Die vraag richtte ik op het repertoire voor
kamerorkest van de afgelopen dertig jaar, en een van de werken die in de loop van dat onderzoek
boven kwam drijven was La Melancholiavan Pascal Dusapin. Dusapin is in mijn ogen een
componist die veel te weinig wordt uitgevoerd in Nederland, en La Melancholia is een werk dat het
verdient gespeeld te worden op een podium zoals het Holland Festival. Uiteindelijk zijn er
overigens vier programma’s tijdens deze festivaleditie gewijd aan Dusapin, wat natuurlijk geweldig
is.”
Kunt u een indruk geven van Dusapins La Melancholia?
“Het is een monoliet. Het is eenmoeilijk toegankelijk werk, maar spannend van A tot Z. Er
gebeurt heel veel, het is een heel dicht klankgordijn waar je met je oren echt in moet duiken om
dingen waar te nemen. Dusapin heeft een groot aantal citaten over melancholie bijeengebracht,
van Homerus tot Hildegard, en die als in een oratorium op elkaar gestapeld. Ik denk dat de eerste
confrontatie met het werk niet eenvoudig is, ookomdat de teksten op het gehoor nauwelijks te
volgen zijn, maar als de luisteraar zich mee laat voeren komt het wel goed.”
Waaruit blijkt de melancholie van het werk?
“La Melancholiais niet melancholisch; het is een beschouwing over een gemoedstoestand.
Onlangs vertelde Dusapin mij in een interview dat hij in zijn jeugd heeft geleden aan een vorm
van epilepsie, iets waarvoor hij zich toentertijd schaamde en waarover hij pas de laatste jaren
durft te praten. In de oudheid hing rond de ‘vallende ziekte’ een goddelijk aura en dichtte men
epileptici bijzondere gaven toe, en in de antieke theorievorming werd het ziektebeeld in nauw
verband geplaatst met een melancholische constitutie; dat verband hield stand tot in de
middeleeuwen en klinkt nog door in de renaissanceopvatting, bijvoorbeeld bij filosofen als
Ficino, dat genialiteit altijd gepaard gaat met melancholie. Dusapin raakte gegrepen door een
boek van Panofski over dit onderwerp, Saturnus en de melancholie(waaraan hij ook de meeste van
zijn citaten ontleende), dat hem inspireerde van tot het schrijven van dit werk. Hij heeft La
Melancholia een katharsis genoemd, een beschrijving van wat iemand doormaakt die lijdt aan de
ziekte die door de Grieken met ‘het zwarte kwaad’ werd aangeduid, waardoor hij zelf afstand kon
nemen van zijn periode van ziekte.”
Hoe kwam u op het idee om de Engelse renaissancecomponist Dowland in dit programma op te nemen?
“Dat was een idee van Lieven: als we het dan tochover melancholie gaan hebben, waarom dan
niet met de ‘koning van de melancholie,’ John Dowland? Bovendien vormt het programma voor
de pauze op die manier een goede tegenstelling met La Melancholia, dat echt heel lastig is.
Uiteindelijk hebben we er voor gekozen om het werk van Dowland niet in de bekende vorm te
laten horen, maar in verrassende nieuwe instrumentaties door twee componisten van nu – juist
niet klassiek, maar met een elektrische basgitaar of een synthesizer erbij. De originele Dowland
kennen we wel, maar dít is spannend.”
Waarom heeft u voor die bewerkingen juist Guus Janssen en Giel Vleggaar gevraagd?
“De afweging was: van welke componisten schat je in dat ze lekker aan ontsporingen kunnen
doen, iets heel anders dan gebruikelijk. Guus Janssen gaat bijvoorbeeld een aantal gekke dingen
doen, onder andere met slagwerk en met twee sopranen die ín het orkest zitten in plaats van
ervoor staan en de teksten aan elkaar doorgeven. Ik heb de partituur al gezien, dat kan niet stuk.
Giel Vleggaar kwam zelf met het idee om een heel nieuw werk te schrijven op basis van het
dalende frygische tetrachord (A-G-F-E) dat zo kenmerkend is voor het idioom van Dowland.
Dat vonden we eigenlijk wel zo leuk: het geeft het programma voor de pauze een mooie opbouw,
beginnend met een eigenzinnige instrumentatie van Dowland en eindigend met een origineel stuk
in zijn geest. Daartussen klinkt een andere werk van Dusapin, Galim, een fijnzinnige miniatuur
voor fluit en strijkorkest die hij heeft geschreven naar aanleiding van de dood van zijn
stiefmoeder. Ik verwacht dat het prachtig past tussen de composities van Janssen en Vleggaar, en
zo hoort het publiek ook voor de pauze al iets van Dusapin. Deze drie werken zullen overigens
aaneengesloten worden gespeeld, zonder applaus tussendoor.”
Waar komt de programmatitel ‘De anatomie van de melancholie’ vandaan?
“Het programma is genoemd naar een boek van een tijdgenoot van Dowland, de Engelse
predikant en bibliothecaris Robert Burton. Dat boek, The anatomy of melancholyuit 1621, is een
merkwaardige verzameling citaten over melancholie van meer dan duizend pagina’s – lastig te
lezen, maar fascinerend, een uitputtend overzicht van de kennis van zijn tijd op dit gebied. Van
Burton leren we bijvoorbeeld dat men een oude haanmoet laten meetrekken in de soep en daar
wat gember aan toevoegen voor een effectieve remedie… Toevalligerwijs ontdekte in diezelfde
jaren 20 van de zeventiende eeuw de Engelse medicus William Harvey het proces van de
bloedsomloop, wat het begin was van een nieuwe visie op de menselijke constitutie die de antieke
humeurenleer ondermijnde. Na die ontdekking belandde de melancholie op het terrein van de
psychologie.”
Geheel in lijn met de oude humeurenleer probeert dit programma dus eigenlijk een disbalans in onze cultuur te
herstellen, door een ongezond tekort aan melancholie op te heffen…
“Inderdaad. Melancholie is een fantastisch onderwerp, waaraan in ons dagelijks leven veel te
weinig aandacht wordt besteed. Wij moeten maar gelukkig zijn, zo lijkt het. Als het maar leuk is.
Er is zelfs een tijdschrift dat Happinez heet. De belangrijke en vruchtbare keerzijde van het geluk
wordt verwaarloosd. Melancholie hebben we juist nodig, het is onze culturele drijfveer, de muze
van kunst en muziek. Melancholie móét!”
Joep Stapel